Het bepalen welke bomen gekapt kunnen worden en welke kunnen blijven staan is een specialisatie op zich. In jonge stukken bos wordt er vaak over het hele oppervlak ‘gedund’, waarbij een deel van de bomen geoogst wordt. Hier wordt bepaald welke bomen de toekomst krijgen. In ouder bos worden vaak zogenaamde verjongingsgaten aangewezen. In deze verjongingsgaten kan een nieuwe generatie bos tot ontwikkeling komen. Het belangrijkste doel hiervan is om de gelijkjarigheid van grote bosvlakken te doorbreken en zo bij te dragen aan een diverser en natuurlijker bos.

In het veld wordt gekeken naar geschikte verjongingsplekken. In jonge bossen wordt gewerkt met dunningspaden, onder andere om te voorkomen dat steeds een nieuw deel door machines wordt bereden.